zondag 30 juli 2017

Het schiet niet erg op met bloggen... Naast wat opdrachten die nog tussendoor kwamen, is het gewoon héérlijk om even niks te hoeven. En zowel de dagen als de avonden vliegen voorbij. Temeer omdat de kinderen pas rond 22 uur gaan slapen. Maar ik zal de draad oppakken waar ik was gebleven, want de Oostzee is erg de moeite waard. En ik hou nou eenmaal van schrijven…


Parel van de Oostzee

Als ik buiten kijk, word ik getroffen door de schoonheid van de nacht. Dat ik dit kon vergeten. De gitzwarte lucht is bezaaid met miljarden sterren. Ik kan mijn ogen er niet vanaf houden, zo mooi. Jeee wat een sterren, zeg ik tegen Chris. Ja, zegt hij, en daarachter het zeil is de maan. Een halve sikkel in een jas van wolken kijkt me aan. Hij haalt het vandaag niet bij het overweldigende hemelgewelf.

Snel brengt Chris me op de hoogte van de lichtjes om ons heen. Die witte is een net gepasseerd schip en dat is een meeligger. Die daar zijn vissersschepen - wijst hij op de digitale kaart die schepen met AIS weergeeft - en dat is een boot zonder AIS. En de lichtjes daar, wijs ik op een veld met rode lampjes. Een windmolenpark, zegt Chris, maar dat zijn we al voorbij.


Alle kanten op

Ik kijk eens rond, tja zo was het. Ga je het redden vraagt Chris? Ja hoor, ga maar slapen. Ik heb er oprecht vertrouwen in. Toen we vanochtend Texel uitvoeren, had ik dat wat minder. Onder het eiland stond een enorme deining en het schip ging alle kanten op. Hoewel ik niet snel zeeziek ben, werd ik er gewoon een beetje katterig van. Ook de kinderen keken niet erg blij. Eenmaal op de Noordzee was het al anders. Een windkrachtje vier blies ons vooruit, en het zonnetje scheen vrolijk in ons gezicht. Toch is het gewoon weer wennen na 4 jaar geen zee. Ook toen ik mijn warme bed uit moest voor mijn wacht, viel het me weer tegen hoeveel handelingen ik je eigenlijk moet verrichten voordat je naar buiten kan. Pyjama uit, thermogoed, trui en zeilpak aan – zit die broek nou verkeerd om? - zwemvest om, zeillaarzen aan, lenzen in. En dat alles in een bewegende en donkere boot.

Het is op dit soort momenten onherroepelijk dat je jezelf afvraagt waarom je dit ook alweer doet en voor wie. Waarom toch die zee over? En waarom 's nachts, terwijl ieder gewoon mens op één oor ligt. Waarom neem je je voltallige gezin mee op een schip, met alle ongemakken van dien? Het antwoord zal nooit eenduidig zijn, en misschien verandert het zelfs met de jaren. Maar als ik de absolute schoonheid zie van onze aarde die we normaal zouden missen omdat we slapen, ben ik toch weer blij dat we dit doen. Met alleen het ruisen van de wind en de golven om me heen, schept dit varen ook weer ruimte. Ruimte in onze hoofden, en wellicht ook in onze ziel.


Ruimte

Als ik naar de talloze sterren kijk, word ik plotseling getroffen door het verlies van mijn oom Paul een jaar geleden, maar ook mijn opa en oma en jeugdvriend komen voorbij. Er is ineens ruimte voor tranen die wellicht sluimeren aan de oppervlakte maar nooit echt doorbreken. Er is ruimte om te luisteren naar mezelf, en mezelf in perspectief te zien met de grootsheid van de natuur. Wie ben ik, waarom ben ik hier en hoe nietig ben ik wel niet. Er komt ruimte om na te denken over onze kinderen. Wie zijn ze? Geven wij ze een goede jeugd? Wat hebben ze nodig? En krijgen ze dat ook?

Ik had gedacht dat zo overdag varen niet leuk voor ze zou zijn. Natuurlijk deden ze dat al eerder, maar niet zo bewust als nu. Maar Hidde (8) vond het leuk, zei hij. Hij vulde de dag met lezen van Donald Duckjes, Bassie en Adriaan kijken, een spelletje op de tablet en even buiten wat eten. Misschien schept het voor hem ook ruimte. In de drukke programma's die de kinderen ook vaak al hebben. Lara (6) kijkt af en toe mee met Hidde, speelt ook wat op de tablet, maar zit soms ook gewoon te zitten. En Wietse (bijna 2) struint daar wat tussendoor. Het is een ieder geval een wereld van verschil met een aantal jaren hiervoor, waarbij wij continu moesten zorgen voor vertier. Nu vinden ze dat zelf. En Wietse vindt weer vertier in hen.


Schim in de nacht

Het is relatief stil op zee. We zijn net een shippinglane met veel grote vrachtenschepen gepasseerd, niet mijn hobby … dus Chris had het tijdens zijn wacht druk. Nu komt er slechts af en toe een zeilschip voorbij. Meestal varen ze zo'n 8 knopen per uur, dat is 2 a 3 knopen sneller dan wij. Op 24 uur scheelt dat ruim 50 mijl, en dat is met de 5 mijl die wij per uur varen, best veel. Ik kijk elke 5 minuten om me heen waar alle schepen zijn, en dat gaat prima.


Maar ineens stokt mijn adem in mijn keel. Wat is dat? Vlak achter de spiegel doemt een schip op, als een geest in de nacht. Met witte zeilen en een romp stevent hij met grote snelheid op ons af. Hoe kan dat nou? Dan ontwaar ik een zwak toplicht in de mast, de navigatieverlichting ontbreekt. Het gevaar komt altijd van achter, hoor ik Chris zijn woorden nadreunen in mijn hoofd. En met mijn hand op het stuur kijk ik ademloos of wel elkaar niet raken, maar het schip vaart behoedzaam om ons heen. Het gevaar is geweken.


Als ik nog geen 10 minuten later naar voren kijk, lijkt het ineens of ons een soort kerstboom tegemoet lijkt te varen. Wat is dat nou weer? Ik check of er iets te zien is op de plotter met AIS, maar nee. En in het donker kan ik niet ontwaren wat het is, maar het komt heel snel onze kant op. Misschien moet ik achterlangs het schip passeren, denk ik nog. Maar als ik dichterbij kom, zie ik ineens twee armen, die dan weer de ene en dan weer de andere kant op deinen. Het is een vissersboot (korvisser) die aan weerszijden netten uitheeft. Hij draait bij en we passeren elkaar op ruime afstand.   


Prachtige dageraad


En dan dient plots de dageraad zich aan. De donkere nachtlucht wijkt, en maakt plaats voor een gele lucht, waartegen de nog overgebleven wolkjes zich schilderachtig aftekenen. Het is net 4 uur geweest, ook zo'n moment dat je normaal mist. Langzaam maar zeker kan ik weer zien wat er om me heen gebeurt, en wie er allemaal varen. Die eerste nacht ging goed. Nu eens kijken of we meteen doorvaren naar de Duitse Bocht, of een bezoekje brengen aan het befaamde Helgoland. De rots in de zee …

 


zaterdag 15 juli 2017

Nachtje doorvaren, brrr


Uitstelgedrag. Koudwatervrees. Geef het beestje maar een naampje. Wij hebben er last van, en eerlijk gezegd al sinds we terug zijn van ons Rondje Atlantic. Als je eenmaal de grote blauwe plas bent overgestoken draai je je hand niet meer om voor een nachtje doorzeilen. Althans, dat zou je denken. Toch komen we er steeds weer onderuit. Verzinnen we smoesjes: dat het hard waait, niet nodig is om door te halen, en dat de kinderen er niet op zitten te wachten. En daardoor komen we eigenlijk steeds niet waar we willen zijn. Vanaf morgen is dat afgelopen. Dan gaan we gewoon richting Oostzee, punt uit.


5 dagen geleden kwamen we aan boord. Gehaast, met veel te veel spullen, en brandend om mijlen te maken. Iedereen moest onthaasten. We moeten het gewoon weer leren, niks doen. Is dat niet opmerkelijk? 4 jaar geleden leerden we een harde les tijdens ons jaar weg, dat je dag al gevuld is met het opvoeden van je kinderen en je dagelijkse bezigheden. Je druk maken over hetgeen niet in je dag past, is dus totaal onzinnig. Nu zijn we – bijna – weer bij af.


Natuurlijk denk ik nog vaak terug aan die oversteek op de Golf van Biskaje, onze eerste echte oversteek waar we 3 dagen en nachten door moesten varen. Die eerste wacht zal ik nooit vergeten. Terwijl iedereen lag te slapen, zat ik alleen in de kuip onder een knots van een maan. Ons schip trok zich stoer door de flinke golven, en ik had geen idee wat ik die 4 uur van mijn wacht moest doen. Het was een regelrechte schok: ik kon gewoonweg niet meer niks doen. Altijd vulde ik mijn tijd op met iets nuttigs, elke minuut zat zo vol als het maar kon. En was dat niet met iets fysieks, dan was het wel met het maken van plannen in mijn hoofd. Nooit was ik stil.


Stil zijn


Stil. Daar denk ik nog wel eens aan. Ik moet vaker stil zijn. En dan ben ik even stil. Ik drink mijn koffie buiten in de zon, eet mijn boterham met aandacht, neem soms extra tijd voor een winkeltje, en heel soms pak ik een boek erbij. Maar echt heel stil ben ik nooit. Zeker niet zo vlak voor mijn vakantie. Vreemd eigenlijk hoe hardleers je dan bent. Waarom wil een mens toch zo doorhollen? En voor wie eigenlijk? Voor jezelf niet, toch?


Dus, we stoven aan boord, gooiden een dag later de trossen los en sjeesden richting de eerste brug in de Ringvaart. Einde van de dag legden we aan in Haarlem. Haarlem, ik hou van Haarlem. Het sfeervolle historische centrum van Haarlem kan altijd rekenen op een of meerdere bezoekjes van onze kant. Vooral van de mijne. Fijne winkeltjes, met eigenlijk altijd 'sale' als wij er zijn. Ook nu togen wij weer de stad in, op strooptocht. Na terugkomst namen de kids een plons in de grachten en moe maar voldaan kropen we onze hutten weer in.

De volgende dag sjeesden we verder richting de verenigingshaven IJmond, om de hoek van het Noordzeekanaal. Eerlijk gezegd had ik zo al die zee op willen stuiven, maar Chris zei – heel verstandig – dat we nog wat moesten voorbereiden. Zo moest het fok er nog op … oh ja. En moesten we even kijken wat het tij eigenlijk ging doen. Eigenlijk moesten we gewoon nog een plan trekken.


De verenigingshaven IJmond is een goed alternatief voor de drukke en dure marina in IJmuiden, even verderop. Hier onder de rook van Haarlem heeft de tijd stilgestaan. In de voornamelijk motorkruisertjes brengen pensionado's hun dagen door. Traag, en intens genietend. Rustig opstarten met een laat ontbijt en dan even koffie drinken in het clubhuis. Als de dames de boot van binnen soppen, werpen de heren een hengeltje uit of leggen een kaartje. Ook 's middags treft eenieder elkaar weer in het clubhuis. 's Avonds wordt er gezamenlijk voor een habbekrats gegeten, en iedereen zal wel weer vroeg op een oor gaan, want 's avonds is de haven uitgestorven.


Saai? Wellicht, maar deze mannen en vrouwen hebben de ratrace van zich afgeschud. Waarschijnlijk weten ze allang dat die geen zoden aan de dijk zet, en daarom kiezen ze eieren voor hun geld. En volgens mij genieten ze intens van elke dag.


Zeeziek


Na dit zou aanschouwd te hebben, losten wij de volgende ochtend de trossen en motorden in volle vaart naar zee. Zijn jullie er klaar voor? Riepen wij naar onze bloedjes. Waarop iedereen, inclusief Wietse volmondig riep: ja! Nog geen 10 minuten op zee: Wietse, die 'Muis' lag te kijken, ging liggen in zijn bed. 'He, hij gaat slapen', zei ik nog tegen Chris. Maar toen we een minuut later heel hard huilen hoorden, wisten we allebei hoe laat het was: te laat. En inderdaad, Wietse had zijn hele bed en zichzelf onder gespuugd. Snel nam ik hem mee naar buiten en kleedde hem om. Ik gooide al het beddengoed in een zak, en wikkelde het kleine mannetje in een deken en legde hem buiten tegen mijn schouder aan.


Arm kind, daar waren we al een beetje bang voor. Vorig jaar had hij op het IJsselmeer alles onder gespuugd. Doodziek was hij toen. Stiekem hoopten we dat het van tijdelijke aard was, kinderen onder de 4 jaar worden immers zelden zeeziek. Maar deze kerel had overduidelijk de genen van zijn vader, die ook altijd zeeziek wordt. Gelukkig hadden we een drankje bij de dokter besteld voor jonge kinderen met zeeziekte. Enige tijd later kregen we het bij hem naar binnen. En na een flinke tuk tegen mij aan, werd hij breed glimlachend wakker. Het werkte. Gelukkig.


Ook Hidde, die heel enthousiast de reis begon met het spelen op de tablet – binnen – kwam al snel groen en geel naar buiten. Ook hij had er blijkbaar last van, wat overigens voor het eerst was. Maar met eenzelfde recept: een slok van het toverdrankje en een tuk, was hij ook weer boven jan. Lara scharrelde daar glimlachend als een zustertje tussendoor – zij heeft overduidelijk de genen van haar moeder – en bracht slokjes drinken en droge crackers naar de patiënten. Toch wiegde het schip ook haar op enig moment in slaap.


Hollandse dolfijnen en zeehonden 


En terwijl onze 3 schatjes in de kuip sliepen, lieten wij deze zee-ervaring tot ons doordringen. We gleden langs de Hollandse kust, en door het bijna spiegelgladde water – we hadden de motor aan met een steunzeiltje – zagen we af en toe ruggetjes van bruinvissen oftewel Hollandse dolfijntjes en zeehonden. Ook de kinderen zagen ze, toen ze eenmaal weer wakker waren.


En na 9,5 uur varen meerden we aan in de haven van Texel, Oudeschild. De tocht was weer de eerste etappe om terug te schakelen uit onze 5e versnelling. En na 2 nachten hier aan het eiland, waarbij we alleen in en om de haven zijn geweest, krijgt het langzame leven ons rustigjes aan weer in zijn greep. De kinderen zijn eindeloos bezig met het vangen van krabben. Met netten en knijpers met mossels. Hele uren zien we ze niet. Dan spelen ze weer in de grote speeltuin die we vanuit de kuip kunnen zien, en dan weer zitten ze gespannen urenlang onder de brug waar de meeste krabben zitten.


En ook wij hoeven niet veel. Keertje boodschappen doen, over het dijkje naar een strandje lopen, wat kleine klusjes opknappen en tussendoor de reis richting Denemarken voorbereiden. Want daar willen we nu eigenlijk wel eens naartoe. Vanochtend zouden we gaan, en anders vanavond. Maar nee, we hebben het wat uitgesteld.


Morgenochtend gaat het gebeuren. Om 7 uur gaan de trossen los en maken we ons op voor twee dagen, en één nacht op zee. Als we het onderweg echt niet zien zitten, kunnen we altijd nog Vlieland in, of Lauwersoog, of het Duitse Waddeneiland Nordeney. Maar eigenlijk willen we gewoon 190 mijl naar Cuxhaven bij het Kielerkanaal, het kanaal waarmee je de Oostzee bereikt. Hidde kan niet wachten om lang te varen, zegt hij. Maar hij piepte laatst al toen de boot een pietje overhelde. Het zal mij benieuwen. Maar dat we gaan, is zeker. We keep you posted!