woensdag 12 september 2012

Toch even lekker maken ... Isla Cies, een paradijs!

‘Niet te ver het water in, anders word je …’ ‘Jaaa mama’, hoor ik, voordat ik mijn zin kan afmaken. Maar het is alweer gebeurd. Broek nummer honderd-en-één is nat en zanderig, net als de bokser daaronder, de helft van het T-shirt en het vest met opgestroopte mouwen. Het is ook zo moeilijk als er overal water is om mee te spelen en zeker wanneer we zijn op zo’n eindeloos strand zijn zoals nu. Isla Cies, vlakbij Vigo. Ongelooflijk, wat een plaatje is deze baai, zo uit een folder weggelopen.

Zoiets droom je toch alleen maar? 
Het is duidelijk een plek met een ziel en die hebben lang niet alle plaatsen zo duidelijk, merken we. La Coruna was er ook zo een, een stad zinderend van leven. Eén met karakter, vooral gemaakt door de mensen erin. Trotste mannen en vrouwen, met scherpe trekken, die verzachten als je ze gedag zegt. Die oprecht vertederd kijken naar de kinderen. En die je op allerlei mogelijk manieren proberen te helpen, wanneer je ze iets in gebroken Spaans vraagt. Je ziet dat het vechters zijn, vol van levenslust en niet vies van aanpakken. Dat is de vibe die door de pittoreske straatjes van de oude stad galmt. Het gedeelte met uitgestrekte nieuwe appartementencomplexen, woningen en kantoren zijn we niet geweest, maar het kan niet anders dan dat dezelfde kracht daar voortduurt.

Dag La Coruna

Kusjes onderweg
Bij gebrek aan een douche
 Smelten
Van andere orde is Isla Ons, waar we enkele dagen geleden aankwamen. Een grote rots met zachte rondingen vlak voor de ingang van Ria Pontevredra. Direct voor een strandje laten we ons anker zakken. Ongelooflijk, strand voor de deur, wat wil je nog meer? Wanneer we met het rubberbootje naar het strand roeien, springen er harders (vissen) omhoog. Met de kinderen wandelen we het enige zandpad op, dat zich omhoog slingert tussen meterslange eucalyptusbomen, die de lucht vullen met hun significante geur. En dan volgen we het lange stoffige pad, tussen varens en verdwaalde bloemen door, naar het handjevol woningen hier op het eiland. Het is weekend en de een na de andere ferry brengt honderden Spanjaarden aan land. Maar toch vragen we ons af waarom. Het is hier best mooi, maar er zijn welgeteld vier strandjes op het eiland, en voor de rest vooral lange zandpaden met bar weinig. We hebben vast iets gemist.
Blootstrandje 's ochtends nog in mist gehuld
Een van de drie eetgelegenheden op Ons, volgens mij van een grote familie
Voor de kinderen maakt het niks uit. Lara loopt dapper de heuvels op en af, manoeuvreert zich tussen de keien op de paden door bekijkt elke steen en elke bloemetje. ‘Beestje!’, roept ze als ze iets met pootjes en of met vleugels ziet. Wanneer ze geheel tegen haar zin op vaders schouders wordt meegedragen, groet ze iedereen met ‘Ola’ alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Het is genoeg reden voor alle voorbijtrekkende Spanjaarden om even te smelten. Hidde sleept met stokken en laat de zin ‘ik ben moe’ achterwege wanneer hij zijn zus zo stoer over het eiland zit stappen.
Even bijkomen van de klim
Bloot strand
En dan zien we met eigen ogen waarom ‘ons’ strandje zo populair is. De wat alternatieve bezoekers van het eiland, veelal getooid met piercing, dreadlocks of wandelstok, trekken schaamteloos hun zwarte of veelkleurige kleding uit vlak voor onze boot. En gaan vervolgens piemelnaakt te water. Zelfs de bemanning van een boot die achter ons ankert, trekt van tijd tot tijd zijn kledij uit om ‘in volle maan’ van hun schip te duiken. Fijn, zo’n uitzicht.

Na een dag besluiten we door te varen naar Combarro. ‘Mag je niet missen’, meldt de pilot. Dus motoren we ruim twee uur lang naar het historische vissersplaatje. De armen van de Ria (grote inham de kust in) zijn heuvelachtig en overal in het landschap zijn stadjes als inktvlekken tegen de heuvels geplakt. En door het hoogteverschil hebben bijna alle huizen zeezicht! Dus voor wie nog een huisje aan zee zoekt ...

Combarro, mooi, maar snel gezien
Voldendam
En Combarro is inderdaad pittoresk. Op de grootte van ongeveer een voetbalveld slingeren kleine straatjes zich omhoog langs oude huizen. Met her en der een citroenboom of oleander en gevuld met restaurantjes en winkeltjes gevuld van prullaria, vooral heksen. Geen idee waarom, maar het geeft me een sinister gevoel. Afstandelijke mensen en busladingen met toeristen. Spaans Volendam dus. Maarrr, met twee speeltuinen! Een Zweeds echtpaar met kinderen dat we onlangs ontmoetten, formuleerden het treffend: ‘Ik had niet kunnen bevroeden dat een wereldreis draait om van speeltuin naar speeltuin te gaan.’
Op de achtergrond onze mast
Paradijs
En dan ineens lig je hier, voor een prachtig eiland, waar het ‘eigene’ ervan af straalt. Niet zozeer door de mensen, want volgens mij is het onbewoond, maar door het authentieke. Met water zo blauw, dat je erin blijft als je er te lang naar staart. Met zand zo wit, dat je erin wilt rollen totdat het plakt over je hele lichaam. Met een uitzicht dat aan de ene kant gelardeerd is door steile rotsachtige bergen, recht vooruit enkele bijna Aziatisch ogende huisjes met palmbomen en aan de andere kant een bos met hoge bomen dat lonkt om er doorheen te lopen.

 
 
Dennen, eucalyptus, laurier. Het leek wel een welness...
 






En dan kun je als kind niets anders dan over het rubberbootje heen hangen tot je mouwen nat druipen van het zilte water en door het zand heen banjeren tot het ergens achterin je luier zit. De boot is inmiddels een soort uitdragerij geworden met overal wasgoed. Bovendien is het met een zindelijk wordend kind en een turf van één jaar, die liefst alles zelf doet, geregeld een zwijnenstal. Maar ach, we hebben de tijd, we wassen en boenen wel weer ;)
 
Was bij ondergaande zon
Op naar nog meer moois!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten